Opnieuw een Van Reeuwijk in VCN 1
Algemeen
35
keer gelezen
Capelle - De kans dat heren 1 van volleybalvereniging VCN het seizoen gaat besluiten met het kampioenschap van de Topdivisie is groot. “We durven er al voorzichtig over te praten”, zegt Tom van Reeuwijk, diagonaalspeler in de succesploeg van trainer Ferry van Hal.
Door Jan J. Timmer
Capelle - De Capellenaren hebben een mooie voorsprong opgebouwd ten opzichte van de concurrentie en komen per speelronde dichter bij hun doel. “We hebben nog een echt serieuze concurrent: Donitas”, weet To van Reeuwijk (23). “Die club heeft nog een inhaalduel tegoed en staat op redelijke afstand. We moeten nog een keer tegen Donitas spelen; dat wordt een heel belangrijk potje.” Voor Tom van Reeuwijk is het sowieso een mooi seizoen, want hij maakt sinds de zomer vast deel uit van het basisteam. “Ik speelde vorig seizoen in het tweede en mocht toen al meetrainen met VCN 1. En nu heb ik een vaste plek. Top.” Hij komt uit een familie die volleybal met een hoofdletter ‘V’ schrijft. Zijn opa Leen was ooit bij de club betrokken als enthousiast sponsor en vader René maakte jaren deel uit van de Capelse hoofdmacht. “We hebben zelfs nog een keer samen gespeeld”, glimlacht ‘junior’. “Dat was een mooie ervaring. En een tijdje geleden trainde pa een paar weken met ons mee om mogelijk als stand-in te kunnen fungeren voor één van onze geblesseerde spelverdelers. Geweldig om hem bezig te zien. Ja, daar was ik best trots op,” Tom van Reeuwijk, die tot zijn vijftiende voetbalde bij vv Nieuwerkerk, en daarna koos voor volleybal, wil ontdekken waar zijn sportieve plafond ligt. Mogelijk krijgt hij komend seizoen al een eerste test wanneer VCN Heren 1 in de Eredivisie uitkomt. “Dat zou geweldig zijn”, glimlacht de in Krimpen aan den IJssel woonachtige sportman. “Of we het gaan meemaken hangt van twee factoren af: onze eigen prestaties én de financiën. Bestuur en sponsorcommissie zijn momenteel hard aan het werk om bedrijven te interesseren met VCN in zee te gaan. Een flinke uitdaging, dat is zeker. Duimen maar.”